Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
afscheid van een herder Alfons Willems |
|
Op 17 mei mocht onze deken 65 kaarsjes uitblazen. 65 is zo’n getal dat onmiddellijk aan pensioen gekoppeld wordt maar voor pastoors ligt dat anders. De meeste priesters stoppen niet op die leeftijd maar doen dapper verder tot 70, 75…sommigen gaan zelfs door tot hun tachtigste. ’t Was dus in Zele groot nieuws toen we in september vernamen dat deken Willems besloten had om met pensioen te gaan. Als een lopend vuurtje ging het rond en iedereen had er zo zijn gedacht over. In mijn reeks van Mensen van bij Ons mocht de deken zeker niet ontbreken. Ik trok dus naar de dekenij en de deken was helemaal niet verbaasd over mijn vraag. Hij had ze halvelings verwacht. Vrijdag 22 november was ik verwacht in het statige herenhuis op het Heilig Hartplein. Voor het raam hangt een foto van de nieuwe deken. Hij kijkt me doordringend aan. De ‘oude’ deken loodst me langs de dienstingang naar zijn woonkamer. Aan tafel haal ik mijn dictafoontje boven en bijna vier uur lang ben ik zoet met het verhaal van een bakkersjongen, Alfons Willems. |
Alfons in de derde kleuterklas. Je ontdekt hem op de vierde bank links. |
|
Alfons als jongetje van 9. |
Alfons bij zijn vormsel in 1960. |
Roots | School |
Alfons zag het levenslicht op 17 mei 1948. Zijn wieg stond in Zelzate. Vader Laurent Willems had daar een bakkerij op de markt en zijn moeder Irène Scheire hielp mee in de zaak. Alfons was de vierde in een gezin van zes kinderen: Hubert, Jan, Rita, Alfons, Marleen en Marc. Twee van de zes zijn jammer genoeg al overleden: de oudste zoon Hubert en Marleen zijn jongste zus. Mijn grootmoeder die bij ons inwoonde, vertelt Alfons, was weduwe geworden toen mijn vader dertien was. Hij heeft toen samen met een goede knecht de zaak van zijn vader verdergezet. Mijn vader was een gedreven man. Naast zijn zaak vond hij nog de tijd om voorzitter te zijn van de kerkraad maar ook van de Zelzaatse bakkersbond. Je kan een bakker van toen niet meer vergelijken met nu, zegt Alfons. Een bakker vroeger sloot nooit, dat was zeven dagen op zeven. Later is die verplichte rustdag gekomen en de jaarlijkse vakantie. Eerst was dat drie dagen, dan een week en daarna veertien dagen. Mijn vader heeft er ook voor gezorgd dat alle bakkers samen een broodsnijmachine aankochten en een vaste prijs afspraken zodat er geen concurrentie was onderling. Ik had een warme thuis, zegt Alfons, letterlijk maar zeker ook figuurlijk. Het was thuis altijd een komen en gaan van nonkels en tantes, we leefden erg verbonden met onze familie. Opgroeien in een groot gezin, was ook plezant. Ik herinner me nog dat we onze zessen bij mijn meetje, die boven ons woonde, naar de tv gingen kijken eind jaren vijftig. Maar opgroeien in een bakkerij betekende ook dat we geregeld de handen uit de mouwen moesten steken. De jongens in de bakkerij en de meisjes in de winkel. Ik, zegt Alfons, ik was zo een beetje de go-between, ik hielp zowel in de winkel als in de bakkerij. Mijn vader en zijn knecht hadden elk een broodronde en toen de knecht congé had moest ik als jonge knaap de broodronde overnemen. Met een triporteur (bakfiets) volgeladen met brood deed ik dan de ronde. Dat was zwaar en op een goede dag heb ik langsheen het kanaal de bocht gemist en kantelde ik met heel mijn lading de berm in. |
Na de kleuterschool ging hij naar de lagere school bij de Broeders van Liefde. Van zijn lagere schooltijd herinnert Alfons zich vooral de figuur van broeder Leopold. Dat moet een bevlogen man geweest zijn. Een dynamisch figuur met een grote interesse voor volks- en heemkunde. Die kon vertellen, zegt Alfons, daar kon je uren naar luisteren. Ook zong hij veel met ons, hij leerde ons zelf de gregoriaanse gezangen. Later heeft hij een boekje geschreven over alle mannen die school gelopen hadden bij de Broeders van Liefde in Zelzate en die gekozen hebben voor een religieus leven. Dat boekje heette: ‘Risico met God’ en dat vond ik sprekend. In 1960 werd hij intern in het college in Eeklo. De broer van mijn vader was er superior geweest en dus was het vanzelfsprekend dat mijn broers en ik daar onze humaniora volgden. Ik heb de Latijns-Griekse gevolgd, gaat Alfons verder, dat was niet van de poes. In het eerste jaar bijvoorbeeld kregen we onmiddellijk acht uur Latijn. Ieder jaar hadden we een priester als klastitularis. Zij gaven meestal Latijn, Grieks en godsdienst. In het college waren er in die tijd maar enkele leken-leraars. Die priester-leraars waren stuk voor stuk figuren, herinnert Alfons zich, en de meesten hadden ook een bijnaam. Zo was er de Polderbizon, een boerenzoon uit de polders en Neefken die heel bevlogen de Ilias tot leven kon brengen. Al bij al was het een mooie tijd, zegt Alfons maar naderhand heb ik met de meesten geen contact meer gehad. Mijn liefde voor de KSA stamt uit die tijd, gaat Alfons verder. Eén van onze leraars was proost van de KSA in Wachtebeke en op school rekruteerde hij leiders voor zijn groep. Zo ben ik in Wachtebeke beland en bijna 25 jaar lang ben ik actief geweest in deze jeugdbeweging. Eerst als leider, later als proost. Ik heb altijd de jongknapen gehad, de jongens van 10 tot 12. Dat was een zalige periode, zegt Alfons, aan al die kampen hou ik schone souvenirs over. |
Roeping In onze familie waren zowel langs vaders als moeders kant priesters. Wij komen echt uit een katholieke familie. Om een anekdote te vertellen, gaat Alfons verder, mijn moeder had drie ongehuwde zussen en iedere vakantie mocht ik daar gaan logeren. Iedere avond werd daar de paternoster gelezen en om tijd te winnen begonnen ze al tijdens de afwas. Om de tel niet kwijt te raken ging dat zo: eerste Weesgegroet Maria vol van genade…, tweede Weesgegroet Maria… |
In mijn collegejaren is mijn roeping sterk naar voor gekomen, zegt Alfons, de invloed van mijn leraars zal daar wel iets mee te maken hebben. Op het college had ik ook een geestelijk begeleider. In de retorica moesten we op een bepaald moment onze keuze op bord schrijven en ik was erg ontgoocheld toen ik zag dat ik de enige was die koos voor het priesterschap. Seminarie |
Alfons met zijn vader Laurent Willems. |
Naast de studie moesten we ook werken in de tuin en zelf instaan voor het onderhoud van de gebouwen. We waren een kleine groep seminaristen, we waren slechts met 17. Het jaar ervoor was blijkbaar ook een klein jaar, maar toen waren ze nog met dertig. Van onze zeventien zijn er uiteindelijk 12 als priester gewijd. Twee zijn later uitgetreden en één collega is al gestorven. Momenteel is er in heel het bisdom Gent 1 seminarist in opleiding, zegt Alfons, jammer dat ik het moet zeggen maar we gaan nog wat meemaken. Er is verandering op til en ook wij hier in Zele zullen er niet aan ontsnappen, het kan niet anders. In 1968 trok ik dan naar het groot seminarie in Gent, vervolgt Alfons. Dat vond ik interessanter dan die twee jaren filosofie. De vakken vond ik boeiender en ook onze proffen wisten me te begeesteren. Naast de studie namen we verschillende engagementen op. In de lagere school mochten we godsdienstlessen geven. Ook heb ik meegewerkt aan de Caritas gemeen-schapsdiensten waar je als vrijwilliger ging meehelpen in een kliniek. Dat werk sprak me echt aan. Met een groep seminaristen hebben we verschillende keren zang- en show-namiddagen verzorgd in Gentse rusthuizen. Dat was echt tof, die mensen droegen ons op handen. |
Alfons als pas gewijd diaken in 1971. |
In het derde en vierde jaar was je verbonden aan een parochie. In mijn geval was dat de Sint-Antoniusparochie in Gentbrugge. Naast de studies probeerde ik me dan zoveel mogelijk te engageren op die parochie. Dat viel reuze mee en het sprak me echt aan, zegt Alfons. Er was ook een KSA-groep en dat vond ik erg plezant. Gedurende die twee jaren moest je ook een aantal preekbeurten voor je rekening nemen en er kwam dan altijd iemand van het seminarie luisteren. Daarna werden deze dan besproken en je kreeg dan een aantal werkpunten waar je op moest letten. En na zes jaren seminarie werd ik op 1 juli 1972 gewijd. Dat is een moment dat je niet snel vergeet, zegt Alfons. Wat me het sterkst heeft aangegrepen, is het moment dat je plat op de grond gaat liggen en ondertussen klinkt dan de litanie van alle heiligen. Ook de kring van alle priesters die je de handen opleggen, de propvolle kathedraal… Heel het gebeuren is iets wat je sterk bijblijft. De volgende dag heb je dan je eremis in je eigen parochie en dan ben je een neomist, een pasgewijd priester. |
Een beeld van de priesterwijding op 1juli 1972. Alfons staat links |
Op 2 juli droeg Alfons zijn eremis op in de kerk van Zelzate. |
Rome Dat was voor mij een donderslag bij heldere hemel, bekent Alfons. Ik vroeg een paar dagen bedenktijd en ging eens praten met Peter Schmidt, die al een jaar Rome achter de rug had. Da’s een cadeau die je krijgt, zei deze, en je moet dat met je twee handen aanpakken. Hij heeft me over de streep getrokken en tegen 200 per uur begon ik toen Italiaans te studeren want alle lessen werden in die taal gegeven. |
Liturgie | Prof | |
Drie jaar lang heb ik in het Belgisch College gewoond en studeerde ik liturgie aan het Sant'Anselmo. In de aanvangsfase liep dat niet zo vlotjes met het Italiaans maar de proffen hielden daar rekening mee. Om mijn Italiaans wat bij te spijkeren heb ik een aantal weken dienst gedaan in een klooster van Benedictinessen in de bergen. Die zusters kenden geen enkele andere taal en dus kreeg ik daar een taalbad om u tegen te zeggen. Ik preekte toen zelfs in het Italiaans. Al bij al waren dat drie boeiende jaren. Vooreerst was dat een materie die me erg aansprak. Maar daarnaast zat je in een groep met studenten van over heel de wereld en dat was op zich erg verrijkend. En last but not least was er de stad Rome. Die stad heeft werkelijk mijn hart gestolen! |
Toen ik terugkwam van Rome werd ik professor liturgie op het seminarie, gaat Alfons verder. Ik had toen een prachtige kamer op het seminarie met een mooi zicht op de stad Gent. Vicaris De Smedt wist dat ik geen parochie kon missen en daarom werd ik naast mijn lesopdracht ook benoemd als onderpastoor in Kluizen, een klein dorpje tussen Ertvelde en Evergem. Dat deed ik erg graag. Ik kreeg de kans om er iets op te bouwen. Ik heb er zelfs een parochiekoor opgericht. Ik trok meestal in het weekend naar Kluizen en overnachtte toen bij mijn ouders. Op zondagavond reed ik terug naar Gent om mijn lessen voor te bereiden. Daarnaast werd ik ook pastorale mentor van de seminaristen in de stad Gent. Ik moest toen naar hun preken gaan luisteren en hen begeleiden. |
Verwelkoming door burgemeester Jozef De Bruyne. |
Deken Alfons Willems met één van zijn getuigen vicaris Achilles Roets |
Jongste pastoor en jongste deken | ||
In 1984 werd ik weer bij de bisschop geroepen omdat men nood aan pastoors had. Ik kon kiezen uit drie parochies en koos voor de Christus Koningparochie in Wetteren. Ik ben daar heel graag geweest, zegt Alfons, de parochie telde slechts 4000 zielen en ik had de ambitie om iedereen te leren kennen. En dat lukte vrij aardig. Ik was toen de jongste pastoor in het bisdom. |
Die raadde me dat af, maar ik heb zijn raad niet opgevolgd. Stiekem ben ik eens komen piepen in Zele en het was liefde op het eerste gezicht. Raf Vermeulen kende ik al omdat die stagiair geweest was in Sleidinge, dichtbij Kluizen. Ik heb toen mijn ja-woord gegeven en op 28 juli 1986 ben ik benoemd als (jongste) deken van het bisdom. Het dekenaat Zele was en is geen lichte opdracht, gaat Alfons verder, want naast het parochiale werk zijn er heel wat scholen die met de parochie verbonden zijn. Op andere plaatsen hangen deze scholen af van congregaties of van het bisdom, hier in Zele niet. Dat houdt toch een grote verantwoordelijkheid in om nog niet te spreken van de financiële consequenties. |
Eerste eucharistieviering in de Sint-Ludgeruskerk. |
Het schepencollege wacht op de komst van de nieuwe deken. |
Mozaïek
Ik heb het in het begin niet makkelijk gehad, bekent Alfons, er kwam zoveel op me af dat ik soms echt overspoeld werd. Hadden ze me in die eerste maanden gezegd ‘Je mag terug naar Wetteren, maar je moet er op je blote knieën naar toe kruipen’, ik had het gedaan. Eerlijk waar.
Naderhand is dat beter geworden en begon ik stilletjes aan mijn draai te vinden. In 1987 is Luc Van Den Velde erbij gekomen als onderpastoor en samen met Raf was het met ons drieën echt plezant werken.
Een mozaïek, dat is het beste beeld dat je kan gebruiken voor een parochie, zegt Alfons, mensen staan er gewoon niet bij stil wat er allemaal op je af komt als pastoor-deken. En ook ik heb maar 24 uur in een dag. Er zijn zoveel slakken waar je zout moet opleggen! Als ik terugblik op die 27 jaar, kom ik tot de vaststelling dat er zoveel gebeurd is.
Parochie | ||
In de eerste plaats was ik natuurlijk priester en heb ik geprobeerd om het samen vieren zo goed mogelijk te verzorgen. Liturgie is en blijft nu eenmaal mijn dada. Op dat vlak zijn er veel mooie dingen gebeurd op onze parochie en de laatste jaren ook inter-parochiaal. Zo hebben we de laatste jaren heel de goede week gevierd met alle parochies van Zele. Dat was echt een noodzaak. We hebben nog altijd heel veel doopsels en gelukkig zijn er onze diakens en de mensen van de doopselcatechese die deze voor hun rekening nemen. Huwelijken zijn er minder, maar uitvaarten zijn echt fel verminderd. Maar ik heb zeker zo’n 80 ziekenzalvingen per jaar. Dat we in Zele De Haven, de palliatieve eenheid van Sint-Blasius, hebben, heeft daar natuurlijk veel mee te maken. Het is een serieuze zorg en belangrijk dat je er bent als priester. Vaak gaat dat gepaard met een intens gesprek en dat zijn dikwijls ontmoetingen die beklijven, die aan je ribben blijven plakken. |
Verder is er de zorg voor onze zieken en hoogbejaarden, is er Ziekenzorg en de jaarlijkse bedevaart van Ziekenapostolaat, de eerste communie- en vormselvieringen… We hebben in al die jaren zoveel jubilea gevierd, maar ook zoveel mensen ten grave gedragen. Een overlijden is vaak een instap om met veel families contact te leggen. Het spirituele is dezer dagen moeilijker te pakken, bekent Alfons. Onze processie is verdwenen en nieuwe initiatieven zoals de fakkeltocht op Huivelde slaan niet aan. Onze Zeelse parochies zullen in de toekomst naar elkaar moeten groeien. We kunnen er echt niet onderuit dat we een aantal dingen samen zullen moeten doen en ik geef grif toe dat er soms wel wat rivaliteit is. Het blijft een zoektocht om mensen bij elkaar te brengen en een goodwill te creëren. Iedere parochie heeft zo zijn eigenheid en ik heb daar begrip voor, zegt Alfons, maar toch, mijn opvolger zal initiatief moeten nemen om meer dingen samen te doen, het kan niet anders. Maar ik was echt blij dat alle parochiekoren samen hebben gezongen bij mijn afscheidsviering op zondag 29 december. |
Keramiek Sint-Ludgerus in de hal van het parochiecentrum |
Koren bij de uitvoering |
Bloementapijt in de tuin van de dekenij. |
Ludgerus | ||
Dat onze deken een boontje heeft voor de patroonheilige van onze kerk, zoveel is duidelijk. Zijn voorganger wijlen deken Van Driessche had de eerste stap gezet en Alfons heeft die draad terug opgenomen toen hij hier in Zele kwam. |
Onze processie in 1989, onze tweejaarlijkse deelname aan de processies in Werden met een groep Zelenaars, ons bloementapijt, maar het jaar 2000 was toch een hoogtepunt. Dat jaar hebben we het prachtige glasraam in onze kerk geplaatst, hebben we een meer dan professionele tentoonstelling opgezet rond Ludgerus, een heilige voor Europa maar de kers op de taart was ongetwijfeld de creatie van het Ludgerusoratorium. Prachtige muziek geschreven door Jan Hadermann op tekst van mijn goede vriend Peter Schmidt. In 2005 is dit oratorium vertaald in het Duits en vier keer uitgevoerd in Duitsland. |
Vernieuwen |
In die 27 jaar is er heel wat gebouwd, verbouwd en gerestaureerd in onze parochie en ook in de Zeelse scholen. Ik was nog maar net aangesteld, herinnert Alfons zich, toen men de peilers van het A-gebouw van het Pius X-college aan het heien was. En sindsdien was het een never-ending-story. Alles opnoemen is onbegonnen werk maar je staat er versteld van wat er allemaal is gebeurd: het nieuwe parochiecentrum, optrekken van de school van Avermaat, renovatie van de school in Durmen, Huivelde en Kamershoek, de nieuwbouw van Pius X-basis, de parochiale bibliotheek, de grondige renovatie van het VP-plein, het nieuwe revalidatiecentrum, het chirolokaal in Huivelde, het masterplan van OLVI-Pius X, de restauratie van de dekenij en niet te vergeten onze Sint-Ludgeruskerk… en er zullen wellicht nog zaken zijn, die me niet onmiddellijk te binnen schieten, zegt Alfons. Heel veel werk is verzet door de onbaatzuchtige inzet van zoveel mensen en ook de kerkraad en het schoolcomité deden prachtig werk. Zonder al deze mensen zou dit niet mogelijk geweest zijn. Ik kan hen alleen maar heel erg dankbaar zijn voor al dat werk. Voor de nabije toekomst is er een nieuw KLJ-gebouw gepland op de Heikant maar dat zal een erfenis zijn voor mijn opvolger. Bij dit alles wil ik zeker het gemeentebestuur bedanken die altijd bereid waren om te helpen waar het kon. Met burgemeester De Bruyne had ik een heel goede band, hij was me al komen opzoeken voor ik was aangesteld en die vriendschap is gebleven. Ook met burgemeester Poppe kan ik het goed vinden, maar dat is anders, ik ontmoet hem minder dan zijn voorganger. |
Medewerkers | ||
Gelukkig heb ik in die 27 jaar veel hulp gehad. Ik denk terug aan mijn onderpastoors: Raf Vermeulen (1982-1994), Luc Van Den Velde (1987-1996), Robbrecht De Latte (1996-2010) en Serge De Cauwer (1999-2004). Maar ook aan mijn confraters-pastoors uit het dekenaat heb ik goede herinneringen, we kwamen graag samen. Ik ben erg blij met mijn drie Zeelse diakens: Jozef Van Kerckhove, Michel Van Geeteruyen en Peter Van Lokeren. Gelukkig dat die mannen er zijn en een aantal heel belangrijke taken voor hun rekening nemen want anders zou er veel verloren gaan van onze christelijke dienstbaarheid. Ik denk aan het ziekenbezoek, de zorg voor onze bejaarden, het Noodwinkeltje… We hebben een sterke groep doopselcatechese, een groepje dat zich inzet voor de vormselcatechese en ook de mensen van de Nevendienst (woorddienst voor kinderen in de gezinsviering van elf uur) bestaat nog altijd en de ouders appreciëren dit enorm. Ook heb ik in iedere parochie mensen die de taak van koster op zich nemen en ervoor zorgen dat alles piekfijn in orde is voor de vieringen. Als ik ergens kom voor een viering mag ik gerust zijn dat alles klaar staat. Dat maakt het voor mij ook heel wat makkelijker. Ook in onze eigenste Sint-Ludgeruskerk neemt de koster heel wat praktische taken uit mijn handen. We hebben in iedere kerk een pijporgel en ik steek het niet onder stoelen of banken, zegt Alfons, dat we muzikaal een hoog peil hebben in onze kerken, dankzij onze goede organisten. Ook achter de schermen gebeurt er veel. Ik heb iemand voor twee halve dagen op het parochiesecretariaat, iemand die de zorg voor het parochieblad voor haar rekening neemt, iemand die mijn boekhouding op orde houdt… ik zal wellicht nog heel wat mensen vergeten maar stuk voor stuk nemen ze werk uit mijn handen zodat het leefbaar blijft. Mijn opvolger moet dus niet op een blote akker beginnen, er is een hele omkadering die schitterend werk verzet. |
Vrouwen in de dekenij | ||
Vijftigplussers herinneren zich ongetwijfeld nog Rozalie, de pastoorsmeid uit Wij, Heren van Zichem. Alfons heeft nooit een inwonende meid gehad. Maar gedurende zijn 27 jaar was Agnes Van Damme zijn culinaire zekerheid. Agnes, vertelt Alfons, kookte reeds voor mijn voorganger en toen ik hier gekomen ben wou ze dat voorlopig wel verder doen. Dat voorlopige is nu ondertussen meer dan dertig jaar. Iedere werkdag is ze hier in de voormiddag en doet ze het huishouden, ontvangt mensen met stijl en kookt voor ons. Iedere middag hebben we verse soep, verse groenten, aardappelen en een stukje vlees. Agnes neemt misschien niet deel aan ‘Komen Eten’ maar ze kookt prinselijk. Voor die 27 jaar trouwe dienst ben ik haar heel, heel erg dankbaar, zegt Alfons. Naast Agnes waren er ook nog Andrea Roels, Maria Heyman en Hilda die ’s namiddags en ’s avonds er voor zorgden dat de dekenij ‘bevrouwd’ was. Die entourage was voor mij erg belangrijk. In de eerste plaats kregen mensen een luisterend oor als ze aanbelden bij de dekenij maar anderzijds was het voor ons ook plezant om niet thuis te komen in een leeg huis, er was altijd wel iemand thuis. |
Pensioen | ||
En waarom met pensioen, vraag Ik Alfons op de man af. O, antwoordt hij, in ons bisdom kan je vanaf 65 jaar met pensioen als je dat wil tenminste. Op je zeventigste stellen ze jou de vraag of je nog verder wil werken en normaal ga je op je 75ste met pensioen, 80 jaar is de uiterste grens. Men zei me altijd: ‘Als je vijftig wordt, ga je dat gewaar worden.’ Da’s niet waar, zegt Alfons resoluut, maar op mijn 65ste is dat wel het geval. Ik voel dat ik niet meer de fysiek, niet meer de vitaliteit heb van vijftien jaar geleden. Ik ben niet ziek maar ik voel dat ik roofbouw op mijn lichaam zou plegen, mocht ik verder doen. Mocht ik op een parochie wonen met 4000 zielen en alleen die parochie ter harte zou moeten nemen, dan zou ik zeker tot mijn 75ste gebleven zijn. Maar mijn situatie is nu eenmaal niet zo, gaat Alfons verder, als ik nu verder doe, gaan een aantal zaken beginnen slabakken. Ik mag dat niet doen. Ons dekenaat is te schoon om dat te laten doodbloeden. Ik kan niet tot mijn 75 jaar verder doen zonder dat de gemeenschap eronder lijdt. |
Verhuis | ||
Ik heb erover gesproken met de bisschop en de vicaris en ze begrepen mijn situatie. Ze hebben me geenszins proberen te overtuigen om te blijven. Ik ben realist genoeg om te weten dat er binnen afzienbare tijd een forse reductie moet komen van de weekendvieringen. Ik deed dat liever niet en wou dat overlaten aan mijn opvolger, die beker wou ik aan mij laten voorbij gaan. Het nijpend priestertekort is dramatisch, zegt Alfons. Het ooit zo priesterrijke Vlaanderen is niet meer. We mankeren mankracht voor de Westerse kerk en dat gebrek zal zich binnenkort heel scherp laten voelen. We moeten ons serieus bezinnen en die bezinning komt stilletjes aan op gang. Ik zie de toekomst echt niet rooskleurig in, bekent Alfons, er zullen serieuze knopen moeten doorgehakt worden! |
Alfons heeft in Wachtebeke een klein huisje gebouwd. Verhuizen van een groot herenhuis naar een piepklein huisje is makkelijker gezegd dan gedaan. Al maanden is Alfons bezig met inpakken maar vooral weggooien. Je kan je niet voorstellen, lacht hij, wat ik hier allemaal nog gevonden heb van mezelf en van alle priesters die hier ooit in de dekenij gewoond hebben. Heel de zolder stond bomvol, bomvol oud papier. Ik ben de tel kwijt geraakt hoe dikwijls we naar het containerpark gereden zijn. Ook van mijn eigen archief heb ik moeten afscheid nemen. Afscheid nemen van alle souvenirs van 27 jaar en ouder. Sommige zaken roepen herinneringen op aan een vervlogen tijd en het deed me pijn er afstand van te moeten doen maar ik ben nu eenmaal verplicht want ik heb er geen plaats voor in mijn nieuwe huisje.
|
Hobby's |
Heb jij eigenlijk hobby’s? vraag ik hem. Bitter weinig, is zijn antwoord, maar ik hoop er een paar weer wat te cultiveren nu ik straks wat meer tijd heb. Wat ik echt terug wil doen is zwemmen, zegt Alfons, en in Wachtebeke is er een zwembad dat ’s morgens vroeg al open is. Waar ik ook van geniet is klassieke muziek. Nu luister ik enkel naar klassieke muziek in mijn auto. Thuis luister ik nooit naar muziek omdat ik gewoonweg niet kan werken met muziek, voor mij moet het stil zijn als ik bezig ben op mijn computer. Ook wil ik meer tijd uittrekken voor mijn familie en aan mijn nieuwe huis is ook tamelijk wat grond. Ik zal dus ook wat groene vingers moeten krijgen. En wat ik zeker wil doen, is meer lezen. Ik lees nu ook veel maar meestal is dat in functie van alles waar ik mee bezig was. Nu zal er tijd komen om ook eens andere lectuur ter hand te nemen want van een goed boek, daar kan ik echt van genieten! |
En de wijn? O, antwoordt Alfons, dat is altijd al een hobby geweest. Bij ons thuis dronken we af en toe een lekker wijntje maar ik heb wijn echt leren smaken de tijd dat ik les gaf op het seminarie. Ik had daar een aantal confraters met heel goede wijnkelders en die hebben me de liefde voor het druivennat helpen ontdekken. Gustaaf Joos, de kardinaal van Landskouter, heeft mij en mijn collega’s van het seminarie jarenlang uitgenodigd op Vastenavond. Die man had onvergetelijke wijnen. Hij serveerde brood met boerenhesp en wijn daarbij. Dat waren echt memorabele avonden in een tijd toen ‘Bob’ nog niet geboren was. Sinds een paar jaar heb ik ook maandelijks een kaartclubje met drie collega’s. We beginnen met een eenvoudige schotel en na het kaarten eindigen we met een stuk taart met een goed glas witte wijn. |
Toekomst Toch is het niet makkelijk om afscheid te nemen na 27 jaar. Als ik erop terug kijk, heb ik een schoon leven gehad en ik ben hier in Zele gelukkig geweest bij zover dat ik echt voel dat ik de Zelenaars ga missen. |
Het is bij twaalven als ik recht sta. Bijna vier uur lang heeft Alfons me zijn verhaal verteld. Een verhaal van een roeping die hij 27 jaar heeft proberen te vertalen met hart en ziel.
Meneer de deken, bedankt voor je verhaal & het lekker wijntje en in naam van alle Zelenaars: een dikke merci!
Het ga je goed!
Mark De Block
31.12.2013
P.S.: Ik interview ‘Mensen van bij Ons’ en tijdens het schrijven heb ik er voor gekozen om meneer de deken ‘Alfons’ te noemen. Ik wou focussen op de ‘Mens’ en daarom heb ik die keuze gemaakt. Ik wil me verontschuldigen bij mensen die aanstoot mochten nemen aan mijn ‘dichterlijke vrijheid’.
Met dank aan Frans Van Den Berghe (de foto’s van de aanstelling en de afscheidsviering) en aan Els Poppe (laatste foto).
Enkele beelden van de afscheidsviering 29.12.2013
© Mark De Block
Thuiskomen |